mijn mooie zomer, die mooie zomer in mij…

Die zomer ging ik niet meer mee met mijn broers en hun vrienden.
Vele zomers lang had ik met hen meegespeeld, het spel was altijd hetzelfde, we fantaseerden een oorlog, de goeie tegen de slechteriken, de gevechten werden beslecht op een groot braakliggend veld niet erg ver van waar we woonden , we staken de koppen bijeen, smeden complotten, bespraken tactieken en voerden urenlange veldslagen met stokken en zelfgemaakte zwaarden.

Die zomer dus ging ik niet meer mee, ik was hun hele kinderachtig gedoe ontgroeid, het boeide me niet langer. Ik deed voortaan andere zaken.
In de nabijheid van ons huis, aan de andere kant van het veld, lag een bos en daar ging ik nu elke middag naartoe en op een kleine open plek vleide ik me tegen de stam van een dikke boom en las in mijn boek of luisterde naar de geluiden van de blaadjes aan de bomen die in de zomerse hitte bijna windstil hingen, ik snoof de warme geur op die zo typisch is voor een bos in de zomer. Het was er heerlijk koel en ik bracht er hele middagen door.

Ik las of ik las niet, ik mijmerde of droomde tot het tijd was om huiswaarts te keren.
Een uurwerk had ik niet, aan de lichtinval door het gebladerte wist ik dat het tijd was en ook mijn hongergevoel gaf een signaal dat ik moest opstaan.
Elke avond ging ik zwemmen.

Tijdens die lange, lome middagen zag ik nooit een mens in het bos dat toch niet zo heel erg groot was tot er op een dag opeens een jongen verscheen.
Ik had zitten dromen en hem niet eens horen aankomen.
Hij antwoordde niet op mijn vraag hoelang hij daar al stond, ik voelde me begluurd en toch was ik niet bang van hem. Het was niet echt een man maar ook niet echt een jongen, hij zag er enkele jaren ouder uit dan ik of mijn broers. Hij was niet mooi maar ook niet lelijk, hij droeg net als ik een korte zomerbroek, een hemdje met korte mouwen en sandalen aan zijn blote voeten.
Op zijn vraag in welk boek ik bezig was, sloeg ik mijn boek toe en toonde hem de kaft. Hij nam ongevraagd het boek uit mijn handen en bekeek het aandachtig, had het ook al gelezen en hij vond het een goed boek, knap geschreven ook, hij dacht eraan om later ook schrijver te worden, zei hij zonder een spoortje van pretentie
Hij ging zonder uitnodiging van mij ook zitten, in kleermakerszit tegenover mij. Ik lei mijn boek aan de kant en was bereid om te luisteren.
Ik vroeg hem wie hij was en waar hij vandaan kwam want ik had hem nooit eerder gezien.
Hij logeerde bij een oom en tante in de buurt, die hadden een enige zoon, zijn neef, die zich tijdens de vakantie steendood verveelde. Maar hij en zijn neef lagen mekaar niet, hadden niets gemeen, hij vond hem zelfs vervelend dus probeerde hij hem zo vaak als kon te ontvluchten en zo had hij mij en mijn rustig plekje in het bos ontdekt.
Zijn eigen familie woonde in een andere gemeente en hij was hier op vakantie en wie was ik?
Ik vertelde het hem in weinig woorden.
Toen stond hij op en zei dat hij moest gaan en verdween tussen de bomen.
De volgende dag las ik in mijn boek maar kon er mijn gedachten niet bijhouden, mijn ogen speurden voortdurend tussen de bomen of ik hem niet zag. Maar hij kwam niet en ook de volgende dag bracht ik alleen door.
Hij verscheen de daarop volgende namiddag en het was een bijzonder blij weerzien. Ik had een zak kersen mee die we deelden. Hij vertelde over het gezin waartoe hij behoorde en over zijn toekomstplannen.
Hij droomde ervan om schrijver te worden, misschien ging hij zelfs naar het buitenland gaan want schrijven kon je overal, hij zou een streekroman schrijven gebaseerd op zijn eigen familie, een lijvig werk en zou gewaardeerd en beroemd worden in de hoogste literaire kringen, misschien zouden ze zijn werk wel willen verfilmen.
Op zijn vraag wat ik zou doen kon ik alleen maar antwoorden wat mijn vader van mij wilde. Hij wilde dat ik verpleging zou gaan studeren, een dochter als verpleegster met een smetteloze witte schort en een piepklein kapje op haar haar, dat zag hij wel zitten maar dat was van alle studierichtingen de enige die ik absoluut niet wilde volgen. Ik voelde er niets voor om mij bezig te houden met etter, bloed, zweren en open wonden, maar ik wist dat het een hele toer zou worden om dat mijn vader duidelijk te maken.
Toen stond hij op, hij moest gaan en hij nam mijn hand in de zijne en terwijl onze vingers een ogenblik in elkaar verstrengelden, gaf hij mij een zoen.
Een oprechte zoen, een kuise zoen.

Zo brachten we alle volgende middagen door.
De vervelende neef kwam niet meer ter sprake.
Thuis was ik goedgezind en praatte ik honderd uit en hielp zonder morren mijn moeder met de afwas of het tafel dekken. Ze keek eens bedenkelijk in mijn richting maar zweeg en ik vertelde ook niets. Toen niet. Waarom ik niks zei, weet ik niet, ik vond het ons geheim.

’s Nachts droomde ik van mijn liefje, want zo noemde ik hem zonder voorbehoud in mijn dromen en gedachten.
We zouden gaan trouwen, later, dat wist ik gewoon en hij ook al hadden we er geen woord over gesproken, we deelden dezelfde mening, ook dat wist ik gewoon.
Die zomerdagen waren de gelukkigste van mijn hele leven, dat kon niet anders, nog gelukkiger worden was niet mogelijk en ik wist dat hij dat ook voelde.
Het was liefde, ware liefde, liefde van de zuiverste soort, wij hadden ze uitgevonden.

Toen brak, veel te vroeg, zijn laatste vakantiedag aan. De gedachte dat ik hem voor lange tijd niet meer zou zien maakte mij niet vrolijk maar ik nam me voor om onze laatste uren niet te bederven. We zouden elkaar natuurlijk schrijven, elke dag, twee keren per dag, de meest romantische woorden zouden we elkaar schrijven van het soort, zoals: voor eeuwig en altijd de jouwe en ik verlang met heel mijn hart en ziel naar jou. En als het kon zouden we elkaar ontmoeten, kleine gestolen momentjes af en toe. Dat moest kunnen, dat kon niet anders.
Meer dan handen vasthouden en af en toe een sentimentele zoen zat er niet in, maar we hadden tijd dachten we, alle tijd van de hele wereld.

Alleen al mijn gedachten aan hem kunnen me nu nog volledig uit mijn evenwicht brengen, uit het lood slaan.

Jaren later zijn we werkelijk getrouwd maar niet met elkaar.
Hij is, zoals hij voorspelde, naar het buitenland vertrokken en is schrijver geworden maar zijn werken zijn niet verfilmd.
En ik?
Hoewel ik vaak te vinden ben in het ziekenhuis ben ik geen verpleegster geworden.

12 gedachten over “mijn mooie zomer, die mooie zomer in mij…

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.